Wonen en digitale toegankelijkheid

De coronacrisis had een aanzienlijke impact op gezinnen in Vlaanderen. Door de quarantainemaatregelen nam het belang van de kwaliteit van de woning, de woonomgeving en de digitale infrastructuur van gezinnen toe.

Wonen op het platteland of in de stad

Iets meer dan de helft van de gezinnen (56,4%) geven aan in een (groot of klein) dorp of eerder op het platteland te wonen. 8,3% woont naar eigen zeggen in een grote stad.

Ouders met een Belgische herkomst wonen veel vaker in een dorp of eerder op het platteland (63,4%) dan in een grote stad (4,7%). Gezinnen met een herkomst buiten de EU+ hebben dan weer een meer stedelijk profiel: zij wonen vaker in een grote stad (22,2%) en minder vaak in een dorp of op het platteland (29,3%). Ook ouders met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs wonen vaker in een grote stad, net als gezinnen met een lager gezinsinkomen, éénoudergezinnen en gezinnen die een woning huren.

Soort woning

Vrijstaande woningen zijn met 36,2% veruit het populairst onder gezinnen. 24,7% woont in een halfopen bebouwing, 23,4% woont in een rijwoning en 15,7% bewoont een appartement, studio of kamer. Maar er zijn grote verschillen tussen gezinnen. Gezinnen die vaker in een appartement, studio of kamer wonen zijn:

  • jongere ouders (35 jaar of jonger) (19,4%)
  • gezinnen met een niet-EU+-herkomst (37,5%)
  • éénoudergezinnen (28,7%)
  • gezinnen met jonge kinderen (jongste kind 0-2 jaar: 17,6% en jongste kind 3-5 jaar: 18,1%)
  • gezinnen die wonen in een grote stad (46,2%) of in een kleine of middelgrote stad (23,9%)   
  • sociale huurders (45,1%), maar vooral private huurders (59,9%)

De spreekwoordelijke baksteen in de maag

76,9% van de gezinnen in Vlaanderen is (mede-)eigenaar of vruchtgebruiker van de woning, 16,7% huurt een woning op de private markt en 4,8% huurt een sociale woning.

Tuin, terras of dakterras

Ruim meer dan acht op de tien ouders geven aan dat de eigen woning een tuin heeft (83,4%),  of een koer, terras of dakterras (83,7%).

Voor nauwelijks de helft van de gezinnen die wonen in een appartement, studio of kamer (48,7%) is de private buitenruimte voldoende groot voor het gezin.
Ook wie in de grootstad woont geeft minder vaak aan dat de private buitenruimte voldoende groot is voor het gezin (59,6%).

Het zijn vooral de financieel kwetsbare gezinnen die vaker te maken hebben met beperkte toegang tot private buitenruimte.

Publieke buiten(speel)ruimte

Dit wordt enigszins gecompenseerd door publieke buiten(speel)ruimte in de buurt. Veel ouders zeggen in de buurt een park of (klein) bos (77,2%) te hebben of een speeltuintje (73,6%) waar kinderen kunnen spelen. Dat betekent echter dat toch ongeveer een kwart van de gezinnen in Vlaanderen die publieke buiten(speel)ruimte in de buurt niet heeft.

Met name in grootsteden geven gezinnen vaker aan een speeltuintje of pleintje in de buurt te hebben (86,6%). Ouders geven ook vaker aan in grootsteden (80,5%) en de stadsrand (82,3%) een park of een (klein) bos te hebben waar kinderen kunnen spelen. Ook sociale huurders geven vaker aan een speeltuintje of pleintje in de buurt te hebben (82,8%).

Digitale toegankelijkheid

Slechts 0,8% van de gezinnen geeft aan niet over minstens één smartphone met internetverbinding te beschikken, 3% beschikt niet over minstens één laptop of PC met internetverbinding. Een groter aandeel, iets meer dan één op de acht gezinnen zegt niet voldoende apparaten voor iedereen in het gezin te hebben. Ruim meer dan negen op de tien gezinnen zeggen verder te beschikken over een goede internetverbinding.

Gezinnen die minder toegang hebben tot minstens één laptop of PC met internetverbinding of PC met internetverbinding zijn:

  • gezinnen met een herkomst buiten de EU+ (10,5%)
  • gezinnen met een gezinsinkomen lager dan 2.000 euro per maand (12,3%)
  • gezinnen die een sociale woning huren (17,4%)