1 op 3 samengestelde gezinnen niet te vatten in officiële statistieken

Algemeen wordt aangenomen dat samengestelde gezinnen complexer zijn en minder geborgen, en dat dit een negatieve impact heeft op de kinderen in het gezin. Geldt dit ook in Vlaanderen waar één op de tien gezinnen een samengesteld gezin is? Samengestelde gezinnen zien er weliswaar anders uit, maar functioneren net zo goed als andere gezinnen. Zo blijkt uit onderzoek van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin waarin samengestelde gezinnen uitgebreid onder de loep werden genomen.

Uit de gezinsenquête, afgenomen bij meer dan 2.000 gezinnen, blijkt dat samengestelde gezinnen  vaker vier of meer kinderen hebben, en dat de kinderen gemiddeld genomen wat ouder zijn dan bij intacte gezinnen. Maar de grootste verschillen zijn er in de relatie met de kinderen en in de partnerrelatie. Zo is liefst 56% van de samengestelde gezinnen een gezin met een stiefvader, 21% is een samengesteld gezin met een stiefmoeder en in 22% van de samengestelde gezinnen is er zowel een stiefmoeder als een stiefvader. Voor veel samengestelde gezinnen valt het gezinsgevoel of wie men tot het gezin rekent niet samen met de woonplek. Een op drie respondenten in een samengesteld gezin (36,9%) geeft aan dat of de partner en/of de kinderen hun wettelijke verblijfplaats (domicilie) niet bij de respondent heeft gevestigd. Voor intacte gezinnen is dat 3,7%. Administratieve databanken zoals het Rijksregister geven de werkelijkheid dus niet weer zoals samengestelde gezinnen ze zelf ervaren. En ook, liefst de helft van de samengestelde gezinnen (51,6%) heeft gezinsleden die een deel van de tijd ergens anders wonen. Soms is dat de nieuwe partner die deels bij de eigen kinderen woont, maar even goed zijn het de kinderen in een week-om-weekregeling met de andere ouder. Slechts bij 9,6% van de intacte gezinnen wonen (meestal oudere) kinderen niet altijd meer thuis.

Samengestelde gezinnen zijn ook minder vaak beschermd door een wettelijke verbintenis (68% versus 91,7% bij intacte gezinnen): ze hebben weliswaar vaker een verklaring van wettelijk samenwonen afgelegd, maar dit compenseert niet de lagere huwelijkscijfers. Voor een kwart (26,4%) van de respondenten in een samengesteld gezin, is het samengestelde gezin ook de eerste samenwoonrelatie en dus een relatie waar onmiddellijk kinderen van de partner betrokken zijn.

Maar deze verschillen nemen niet weg dat er vooral veel gelijkenissen zijn met intacte gezinnen. Zo is de relatie met de nieuwe partner even goed, krijgt men evenveel steun van deze partner en is men even tevreden met de partnerrelatie. Ouders in samengestelde gezinnen voelen zich even goed en de sfeer in het gezin is prima. Ook de mate waarin samengestelde gezinnen gezin, zorg en werk kunnen combineren, loopt in grote mate gelijk.

Het zijn ‘mijn’ kinderen. Het is dus logisch dat ik er vooral voor zorg.

Samengestelde gezinnen ervaren de opvoeding van de kinderen wel als meer ‘belastend’ en hebben vaker zorgen over de opvoeding van de kinderen. Stiefouders zijn ook iets minder betrokken op de kinderen, nemen wat minder vaak zorgtaken op en lijken ook minder steun te bieden aan de partner als het over de opvoeding van de kinderen gaat. Maar voor de gezinnen zelf lijkt deze scheve verdeling eerder logisch zoals een moeder hierboven schrijft. Een andere moeder verwoordt het als volgt:

“Mijn huidige partner is hun echte papa niet en dus verwacht ik niet dat hij sommige taken op zich neemt. Indien hij wel hun papa zou zijn, zou ik het erg vinden dat alle taken voor mij zijn.”

Meer resultaten vind je op www.gezinsenquête.be 

Categorie: 
Algemeen