Al bij de eerste krijtlijnen van het ontwerp kunt u bewuste keuzes maken rond luchtkwaliteit. Neem richtlijnen en voorwaarden op in het programma van eisen en in de bestekteksten. Wat een goede binnenlucht kwaliteit is, vindt u terug in de bijlage van het binnenmilieubesluit. Naast het binnenmilieubesluit, vormen ook de ventilatievoorwaarden binnen de EPB-regelgeving, de codex over het welzijn op het werk en NBN EN 13779 een regelgevend kader voor binnen- en/of buitenluchtkwaliteit. Tot slot zijn er nog de specifieke WVG-regelgeving in de sectorbesluiten, erkenningsnormen en vergunningsvoorwaarden.

ALLE SECTOREN
CODEX

900 ppm (of minstens ventilatiedebiet van 40 m³/u per persoon), in afwijking en onder voorwaarden kan de
CO2-concentratie in de werklokalen max 1.200 ppm (1) (of minstens ventilatiedebiet van 25 m³/u per persoon) bedragen.

Over een werkdag is de gemiddelde relatieve luchtvochtigheid 40%<RV<60%, mits voorwaarden wordt 30%<RV<75% aanvaard (2).
Binnenmilieubesluit (o.a.) Richtwaarde CO2: < 500 ppm, boven de buitenluchtconcentratie (+-/ 350 à 450 ppm => +-< 900 ppm)
Richtwaarde RV: winter 40%<RV<60%, zomer 30%<RV<70%

Richtwaarde VOS: 300 µg/m³ (3)
Interventiewaarde VOS: 1.000 µg/m³

EPB (Bijlage X Vlaamse EPB-regelgeving en bijlage VII en XVI van de Brusselse regelgeving) < binnenluchtklasse IDA 3, uitgedrukt in m³/(h.pers).
De norm NBN EN 13779 (4) bepaalt deze klassen en geeft een directe classificatie van de luchtkwaliteit aan de hand van metingen van de CO2-concentratie. Een gemiddelde waarde van CO2-concentratie in de buitenlucht ligt doorgaans tussen 350 en 450 ppm. Bij een buitenconcentratie van 400 ppm moet men meten tussen 1.000 en 1.400 ppm om binnen de IDA 3 klasse te vallen CO2-concentraties .
 
SECTOR Kinderopvang-voorzieningen Centra algemeen welzijnswerk Voorzieningen voor personen met een handicap Bijzondere jeugdbijstand Verzorgingsvoorzieningen (ziekenhuizen, ...) Ouderen- en thuiszorg-voorzieningen
Sectorbesluiten CO2 < 1.200 ppm - - - - -
Erkenningsnormen en vergunningsvoorwaarden Gezonde omgeving en voldoende ventilatie   Gezondheid waarborgen

Advies: 
Opnemen richtlijnen in prestatiebestek gemeenschapsinstellingen over:
IDA 2, IDA 3, VOS, RV30%<RV<60%

Gezond oord, ventilatie voorzien CO2 < 1.200 ppm

(1) Parts per million: delen per miljoen is een maat voor concentratie. Een concentratie van 1 ppm geeft aan dat op een totaal van een miljoen delen er één deel van een product is aanwezig is.
(2) Relatieve vochtigheid: de verhouding tussen de aanwezige hoeveelheid waterdamp en de maximaal mogelijke, die lucht bij een bepaalde temperatuur kan bevatten. De relatieve vochtigheid drukt dus uit in hoeverre de lucht met waterdamp verzadigd is.
(3) Vluchtige organische stoffen.
(4) Norm NBN EN 13779

Klasse Luchtkwaliteit Verschil CO2-concentratie binnen- en buitenlucht (ppm)
IDA 1 Hoog Kleiner of gelijk aan 400 ppm
IDA 2 Middelmatig Tussen 400 en 600 ppm
IDA 3 Aanvaardbaar Tussen 600 en 1.000 ppm
IDA 4 Laag Groter dan 1.000 ppm

De Codex over welzijn op het werk (een koninklijk besluit) is m.b.t. luchtkwaliteit het hoogste wetgevende kader.  Alle ruimtes die voldoen aan de definitie van arbeidsplaatsen moeten beantwoorden aan de eisen zoals opgenomen in de codex (boek III, titel 1, hoofdstuk IV)‘§ 3. De werkgever neemt de nodige technische en/of organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat de CO2-concentratie in de werklokalen gewoonlijk lager is dan 900 ppm of dat een minimum ventilatiedebiet van 40 m³/u per aanwezige persoon wordt gerespecteerd.

In afwijking van het eerste lid, neemt de werkgever de nodige technische en/of organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat de CO2-concentratie in de werklokalen gewoonlijk lager is dan 1.200 ppm of dat er een minimum ventilatiedebiet van 25 m³/u per aanwezige persoon wordt gerespecteerd, op voorwaarde dat de volgende voorwaarden vervuld zijn:

  1. de werkgever kan op basis van de resultaten van de risicoanalyse aantonen dat de werknemers een gelijkwaardig of beter beschermingsniveau genieten wat de binnenluchtkwaliteit betreft, doordat de verontreinigingsbronnen bedoeld in § 2, 2° tot 4° werden uitgeschakeld of aanzienlijk werden verminderd, bijvoorbeeld door het gebruik van emissiearme materialen;
  2. de werkgever heeft hierover voorafgaand het advies gevraagd van de bevoegde preventie-adviseur en van het comité.

 Een uitgebreidere toelichting over eisen m.b.t. luchtkwaliteit op arbeidsplaatsen vindt u op de website van NAV.