Hoe moet in de eis 1.15 “gespecialiseerde spoed” de passage “in de loop van het laatste jaar” geïnterpreteerd worden?

De eis 1.15 “gespecialiseerde spoed” stelt het volgende:

Heel het team van verpleegkundigen en artsen dat betrokken is bij reanimatie doorloopt jaarlijks een doorgedreven opleiding in reanimatie (ALS) en kan hetzij een attest voorleggen waaruit blijkt dat zij een opleiding in de reanimatie (ALS) met succes beëindigd hebben in de loop van het laatste jaar, hetzij een certificaat voorleggen van een opleiding in de reanimatie (ALS) waarin een geldigheidsduur vermeld staat die niet verstreken is en die maximaal 5 jaar bedraagt.

Wanneer tijdens het inspectiebezoek kan voorgelegd worden dat een opleiding werd gevolgd in het huidige jaar van inspectie of in het voorbije kalenderjaar, dan wordt dit als in orde gescoord. Bij de beoordeling wordt enkel rekening gehouden met de reeds gevolgde vormingen, niet met opleidingen die in de toekomst gepland staan.

Gelden de eisen over toezicht op anesthesie en verbod op simultane anesthesieën zowel voor algemene narcose als voor locoregionale verdovingen?

Rond dit onderwerp vermeldt het chirurgisch eisenkader het volgende:

  1. “De arts anesthesist moet toezicht houden op de anesthesie
    - Persoonlijk
    - Effectief toezicht
    - Bestendig toezicht = Gedurende heel de tijd van de narcose (tot het autonoom hervatten van de vitale functies (of het kunstmatig verzekeren ervan met voldoende veiligheid indien hervatten niet binnen de normale tijd kan voorzien worden))
  2. Behoudens vitale noodtoestand zijn simultane anesthesieën verboden (d.w.z. het gelijktijdig onder narcose brengen van twee patiënten door één anesthesist-reanimator). De anesthesist-reanimator blijft continu aanwezig bij zijn patiënt. Indien de anesthesist-reanimator, als uitzondering op de hogervermelde algemene regel, toch verplicht is zijn patiënt tijdelijk te verlaten duidt hij een bevoegde persoon aan, die de bewakingsplicht exclusief overneemt, met uitsluiting van elke andere activiteit. Deze bewaking valt onder de volledige verantwoordelijkheid van de behandelende anesthesist-reanimator.”

Betreffende eisen zijn gebaseerd op het advies van de NRZV van 8 mei 1982, op art. 51 van de Code van Geneeskundige plichtenleer en op de normen van Safety First (Belgian Standards for Patient Safety in Anesthesia (Acta Anesthesiologica Belgica 2002, 53, n° 1)), waarvan de tweede alinea/eis een letterlijke overname is.

Zorginspectie gaat op de volgende manier te werk:

  • Tijdens de inspectie wordt nagegaan of er in iedere zaal waar een patiënt onder algemene narcose is, een anesthesist aanwezig is om de patiënt te bewaken.
  • Wanneer er een zaal is waar er geen anesthesist is tijdens de algemene narcose, wordt nagegaan of dit te wijten is aan een urgentie en of er een vervanger werd aangeduid die op dat ogenblik geen andere taken opneemt.

Deze steekproefkeuze is geen standpunt van Zorginspectie i.v.m. het al dan niet noodzakelijk zijn van toezicht tijdens locoregionale verdoving.

Bij een volgende aanpassing aan het eisenkader zou dit punt opnieuw kunnen besproken worden met alle relevante stakeholders.

Hoe vat Zorginspectie haar inspectiebezoek aan?

Vooraleer de inspectie aanvat, melden de inspecteurs (meestal 2 personen), voorzien van een Zorginspectie-badge en -legitimatiekaart, zich aan bij het onthaal. Vervolgens wordt gevraagd om een verantwoordelijke te contacteren, zodat de inspectie kort kan geduid worden en een aantal praktische afspraken kunnen worden gemaakt.

In sommige ziekenhuizen geldt een procedure voor toegang door externen, waarin bepaalde verwachtingen zijn opgenomen zoals het dragen van een ziekenhuisbadge en het inschrijven in een logboek. Om zo goed mogelijk te kunnen rekening houden met zulke ziekenhuisspecifieke procedures, vragen we u vriendelijk om onze inspecteurs bij het onthaal op de hoogte te stellen van de geldende aanmeldingsprocedure en de nodige documenten, badges… ter beschikking te houden bij de ontvangstbalie.

Dienen medewerkers van externe diensten (bv. ambulanciers) die in het ziekenhuis aanwezig zijn tijdens het inspectiebezoek, aan dezelfde criteria m.b.t. handhygiëne te voldoen?

Zorginspectie bekijkt handhygiëne vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid. Vandaar dat de criteria m.b.t. handhygiëne gelden voor iedere zorgverstrekker (arts, verpleegkundige, verpleeghulp, paramedicus…) en iedere professional (schoonmaakpersoneel, technische dienst…) die op een verpleegafdeling contact heeft met de patiënt of zijn directe omgeving (= het bedlinnen, het meubilair en de voorwerpen op de patiëntenkamer of lokalen waarin patiënten vertoeven). M.a.w. een technicus die op de afdeling aanwezig is voor het nakijken van een dienstcomputer in het verpleeglokaal dient niet aan de criteria te voldoen, een ambulancier die een patiënt binnenbrengt in het ziekenhuis wél.

Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg die binnen haar muren wordt geleverd. Tevens behoort het tot de verantwoordelijkheid van de voorziening om te kiezen op welke manier het de richtlijnen m.b.t. handhygiëne laat naleven door personeel dat niet in dienstverband is.

Wanneer een zorgverlener (arts, verpleegkundige, brandweerman…) echter een patiënt binnen brengt in het ziekenhuis, is het niet opportuun om na te gaan of deze persoon op dat moment al dan niet lange mouwen draagt: de specifieke context (zorgverlening buiten het ziekenhuis) vereist soms specifieke kledij. Wel is het ook voor al deze personen van belang om geen ringen, polshorloges, bandjes… aan handen en voorarmen te dragen. Indien dergelijke personen vervolgens verder aan de slag gaan op een ziekenhuisafdeling, zijn korte mouwen logischerwijze wel vereist.

Hoe gaat Zorginspectie om met reactienota’s?

Ziekenhuizen hebben 14 kalenderdagen de tijd om schriftelijk te reageren op hun inspectieverslag. Zo hebben ziekenhuizen de mogelijkheid om eventuele onjuistheden in het verslag te signaleren aan de inspecteurs. Bij het weerleggen van vaststellingen is het essentieel om een en ander te staven met objectieve elementen (procedure, attest, diploma). Indien de inspecteur het verslag op basis van deze reactienota aanpast, ontvangt het ziekenhuis vervolgens het aangepaste, definitieve inspectieverslag. Indien de reactienota niet leidt tot wijzigingen aan het verslag, dan worden de verzonden verslagen als definitief beschouwd.

Wanneer de inspecteur tijdens het bezoek een welbepaald item niet terugvindt in een dossier, vraagt hij/zij steeds aan een ziekenhuismedewerker of het klopt dat dit item niet terug te vinden is. Enkel indien de medewerker niet kan aantonen dat het item terug te vinden is, wordt deze vaststelling opgenomen in het inspectieverslag. Zo'n vaststelling zal dan ook niet aangepast worden op basis van een reactienota.

Sommige opmerkingen m.b.t. bepaalde eisen uit het eisenkader kunnen inhoudelijk zeker relevant zijn. In het kader van gelijkberechtiging van de ziekenhuizen kiest Zorginspectie ervoor om doorheen het volledige zorgtraject op dezelfde manier om te gaan met het eisenkader dat vóór de start van de inspecties werd gecommuniceerd. Het is niet de bedoeling in de reactienota meer context aan te leveren om een bepaalde vaststelling verder te duiden; het is trouwens meestal onmogelijk om dergelijke aanvullingen te kunnen verwerken in het geautomatiseerd verslag. Verder hoeven ziekenhuizen in hun reactie geenszins aan te geven op welke manier eventuele knelpunten zullen worden geremedieerd. Deze info, zowel contextinformatie als toelichting rond hoe met het verslag verder aan de slag zal worden gegaan, kan bv. wel als nuttige duiding aan het inspectieverslag toegevoegd worden indien het ziekenhuis ervoor kiest dit verslag op de eigen website te publiceren.

Vermeldt Zorginspectie “sterke punten” in het inspectieverslag?

In het nalevingstoezicht kiezen we ervoor de vaststellingen tijdens het inspectiebezoek zo objectief mogelijk te beschrijven. Het is een bewuste keuze om hierbij geen “sterke punten” op te lijsten, geen tips of “aanbevelingen” te geven…

Welke inspecteurs voeren deze inspecties uit?

Volgende inspecteurs staan in voor de inspecties:

  •  Anja Claeys
  •  Michaëla Daelemans
  •  Koenraad Fierens
  •  Kurt Lievens
  •  Veerle Meeus
  •  Jimmy Swalens
  •  Tania Vandommele
  •  Lindsay Vissenaekens

Voor meer info of andere vragen kan u contact opnemen met Lieve Van Segbroeck (lieve.vansegbroeck@vlaanderen.be).